De Romaanse sculptuur in de kloosterkerk van de abdij Rolduc behoort niet alleen tot een van de oudste en best bewaarde kunst wat Romaans Nederland te bieden heeft. De exotische iconografie, de afbeeldingen van dieren en de eenvoudigere bladkapitelen en consoles zijn ook van uitzonderlijke kwaliteit.
Over de beginjaren van de abdij is veel bekend vanwege de Annales Rodenses, de abdijkroniek die loopt van 1104 tot 1157. Zo staat beschreven dat de geestelijke Ailbertus van Antoing (c. 1060-1122) met toestemming van graaf Adelbert van Saffenberg (1074-1110) nabij de burcht Rode (in het huidige Herzogenrade) in 1104 een houten kapel bouwde. De naam Rolduc of rode du duc is hiervan afgeleid.
De grote verandering kwam echter al snel. In 1107 meldde zich de vermogende Embrico van Mayschoss (overleden in 1123), een ministeriaal van de graaf, bij Ailbertus met het plan en het geld om de houten kerk te vervangen door een stenen gebouw, inclusief een crypte.
Het zou het begin zijn van een eeuwenlange culturele, wetenschappelijke, religieuze en educatieve traditie, die nog steeds in stand wordt gehouden, zij het in een religieus afgeslankte en educatief en wetenschappelijk andere vorm. Daarvan hadden ze in 1107 echter nog geen benul.
Ze wisten echter wel hoe een kerk te bouwen en de bouwers bij uitstek uit die tijd, de Lombardische bouwheren en ambachtslieden, werden ingeschakeld om volgens de ‘scemate longobardino’ de basiliek te bouwen.
De eerste bouwfase bestond uit de crypte en de fundamenten van de kerk. De crypte werd in 1108 al gewijd en heeft de tand des tijds het beste doorstaan. Deze crypte staat goed gedocumenteerd in de Annales Rodenses.
De bouwsculptuur en muurschilderingen, die overigens onlangs zo goed en zo kwaad als het kan zijn gerestaureerd naar de oorspronkelijke staat, kunnen nauwkeurig worden gedateerd en dat maakt deze Romaanse kunst ook uniek.
Het zou echter tot 1224 duren voordat de bouwwerkzaamheden met de wijding van het kruisaltaar vlakbij het hoofdaltaar werden afgerond.
Het was een Romaanse kerk worden, een hoog middenschip en twee lagere zijbeuken, crypte en koor. Een transept verbindt het koor met het middenschip en het kwadraat voor ket koor is de Romaanse maat voor de inrichting van koor, het transept en de traveeën. De arcades verbinden de zijbeuken en het middenschip.
De arcades van het middenschip steunen de van vensters voorziene verhoogde middenschipsmuur, waardoor het licht toegang heeft tot het gewelf van de kerk. De vensters in de zijbeuken verzorgen de lagere regionen van licht. De traveeën zijn gebouwd volgens het scemate longobardino: dit is een gebonden systeem waarbij de breedte van twee kleine traveeën van de zijbeuk in het middenschip samenkomen tot één travee. Dit leidt ook tot een systeem waarbij pijlers en zuilen in het middenschip elkaar afwisselen.
Over de bouwwerkzaamheden tot 1157 geeft de kroniek uitgebreide informatie. De onenigheid tussen abten, Augustijner kanunniken, geldschieters, bisschoppen, koningen, keizers en investituurstrijd lieten Rolduc niet ongemoeid.
De wijdvertakte Augustijner kloosterorde was een Europese speler van formaat, waarbij vooral het netwerk in Duitsland en Oostenrijk van groot belang was. Deze Europese oriëntatie van Rolduc komt niet alleen tot uiting in de architectuur, sculptuur en fresco’s, maar ook in de herkomst van abten, kannuniken, bouwheren, vaklieden en geldschieters.
Europa was in de twaalfde eeuw al zeer Europees en handel en export floreerden ondanks een veelheid aan munten en politieke entiteiten. (Bron: E. den Hartog, Romaanse sculptuur in de abdjkerk van Rolduc (Kerkrade 2008).