Romanisering en Europeanisering

De Romeinse keizer Marcus Aurelius (121-180), Photo: Wikipedia.

Voor een verenigd Europa moeten we ver terug in het verleden. Het Romeinse Rijk biedt nog de beste aanknopingspunten voor een vergelijking. De andere grote unificerende krachten, het Carolingische Rijk, het Communisme en het Nazisme blijven als niet ter zake doende buiten beschouwing. Het Habsburgse Rijk had nooit de ambitie Europa te verenigen en was ook met name een Centraal-Europese macht.

Een van de meest opmerkelijke aspecten van het Romeinse Rijk is dat het zolang heeft standgehouden. De val van het westelijk deel in 476 n. Chr betekende weliswaar niet het einde, omdat het oostelijke deel vanuit Constantinopel zelfs tot 1453 zou blijven bestaan (de Byzantijnse keizers noemden zich dan ook romanoi), maar in de perceptie was het Romeinse Rijk ten grave gedragen.

Het keizerrijk ontketende door en vanaf Augustus (63 v. Chr.- 14 n. Chr, keizer vanaf 27 v. Chr.) een ongekende romanisering in de door Rome beheerste gebieden. Binnen enkele generaties was het rijk monetair, juridisch, economisch, politiek, taalkundig, cultureel, bestuurlijk en wat betreft mentaliteit ontegenzeggelijk Romeins. Weliswaar bleven er grote regionale en lokale verschillen, maar een inwoner uit Frankrijk voelde zich meteen thuis in Spanje, een Noord-Afrikaan kon zich goed redden in Rome.

Keizers, senatoren, ridders, vrijgelaten slaven uit alle windstreken spraken Latijn (en Grieks). Het rechtsstelsel was van Spanje tot Griekenland op het Romeinse model geënt, Romeinse theaters, fora, badhuizen, villa’s, stedenbouw, toga’s, wijn, onderwijs, gemeentelijke wetgeving, belastingstelsel, vrijwel het hele maatschappelijke model was op het Romeinse concept gebaseerd. Alleen in de Griekse en oriëntaalse gebieden was de romanisering aanzienlijk beperkter. Hier begint ook de parallel met de Europeanisering.

De door Rome onderworpen volken en vooral de lokale elites namen maar al te graag het Romeinse model over. Het verbeterde in vrijwel alle opzichten de kwaliteit van leven en de samenleving, de commerciële mogelijkheden en de (politieke en ambtelijke) carrièremogelijkheden.

Alleen in de Griekse gebieden, die voorheen door Alexander de Grote waren veroverd, bleef de romanisering minder verstrekkend. Daar bestond immers al een hoge kwaliteit van leven en een ontwikkelde maatschappij. De lokale elites keken zelfs neer op de Romeinse manier van leven, al bood die ook met name op organisatorisch, bestuurlijk en stedenbouwkundig beleid aanzienlijke verbeteringen. Griekse keizers of senatoren zouden echter een zeldzaamheid blijven en een politieke en ambtelijke Romeinse carrière stond zelden op het programma.

Ook de handel en de economische structuur bood weinig winstpunten. Aan de andere kant bood de lokale elite ook geen actief verzet, omdat het Romeinse model ook geen afbreuk deed aan hun manier van leven en economische voorspoed.

Het Romeinse Rijk was juist zo succesvol omdat het op vele gebieden een grote vooruitgang betekende voor de lokale elites. Deze conformeerden zich maar al te graag aan het Romeinse model en de Romeinse staat. Het Romeinse Rijk was een ‘bottom up’ project.

Dit is in de Europese Unie niet het geval. De lokale elites in noordelijke landen kenden voor de Euro al een hoog niveau van leven, een goede economische, fiscale, sociale, educatieve, juridische en democratische infrastructuur met een hoge mate van transparantie, integriteit en innovatie.

In zuidelijke landen is deze situatie veelal anders. Om deze reden is men daar maar al te graag ‘pro-Europees’, zonder overigens hieraan feitelijk inhoud te geven. Hier vloeit ook de zuidelijke dominantie in de Europese bestuurs- en politieke structuren uit voort met de ECB als (voorlopig) dieptepunt.