Toen op 26 april 1548 het Verdrag van Augsburg werd getekend en de zeventien provincies van de Lage Landen voor het eerst en laatst werden verenigd onder Habsburgse leiding, vermoedden slechts weinigen dat deze eenheid veertig jaar later al weer voorbij zou zijn.
De zogenaamde Pragmatische Sanctie van 4 november 1549 bepaalde nog wel dat de opvolgingsregels voor de Zeventien Provincies dezelfde waren, maar de gebeurtenissen in de jaren zestig en zeventig van de zestiende eeuw zouden de geschiedenis een andere loop laten nemen.
Het zal nooit meer duidelijk worden wat de toekomst van de Verenigde Provincies geweest zou zijn zonder reformatie en de mede daardoor ontstane opstand tegen de Spaanse heersers van het Habsburgse Huis.
In ieder geval was de reformatie en de daaropvolgende religieuze strijd in grote delen van Europa en West-Europa in het bijzonder de splijtzwam. De totstandkoming van de ‘Bourgondische Kreis’ met het verdrag in 1548 was mogelijk geworden door de formele inlijving van het hertogdom Gelre in 1543 bij het Verdrag van Venlo. Hiermee kwam een einde aan een (juridische) strijd die vanaf 1423 en in het bijzonder in de periode 1492-1543 de eenwording onder Bourgondische en later Habsburgse leiding in de weg had gestaan.
Deze eenheid zou feitelijk maar tot 1572 standhouden, toen de eerste breuken duidelijk werden, in 1579 werd dit bij de Unie van Utrecht en haar tegenhanger de Unie van Atrecht bekrachtigd.
Deze korte periode had echter wel een uniformerend en vernieuwend aspect wat betreft de modernisering van het bestuur, rechterlijke macht en economie. Het oude, feodale gebied van het hertogdom Gelre plukte hier ook de vruchten van. Gelre kon zo nog enigszins de opkomende economische grootmacht Holland bijhouden, al zou op haar grondgebied de Tachtigjarige Oorlog nog langer haar sporen na laten.
Een aspect leende zich echter minder makkelijk voor uniformering. Gelre had als eeuwenoud graafschap en later hertogdom een eigen identiteit opgebouwd.
Deze kwam niet alleen of uitsluitend tot uitdrukking in de loyaliteit, cultuur en tradities van de elite (adel en welgestelde burgerij), maar ook van de lagere lagen van de bevolking. Vanwege het ontbreken van bronnen is dit lastiger te duiden, maar een aantal factoren wijzen hier op, niet in de laatste plaats het gemeenschappelijke vijandbeeld van de inwoners van het gebied.
Brabant, het Bisdom Utrecht, Holland en het Habsburgs-Bourgondische Huis waren in beleving en daad van de elite en het volk de vijanden van Gelre.
Ook Frankrijk bleek te ver van het bed te staan, wat bleek bij de beoogde opvolging van Karel van Gelre bij verdrag in 1534. Ridderschap, burgers en banheren wilden Frankrijk niet als nieuwe leenheer.
De identiteit van de inwoners van Gelre kan afgemeten worden aan wat ze in ieder geval niet wilden. Bij verdrag van 14 oktober 1534, gesloten te Grunsfoort bij Wageningen, was besloten het hertogdom bij overlijden van de kinderloze Karel te schenken aan Karel I van Frankrijk, “donation entre vifiz” zoals het werd benoemd. Steden en ridderschap zochten echter aansluiting bij het huis van Gulik en Kleef en Willem van Gulik werd in 1537 naar voren geschoven als nieuwe vorst van Gelre.
Het waren niet in de eerste plaats militaire overwegingen die de keuze voor een relatief klein vorstendom bepaalden. De Geldersen voelden zich met name het meest verwant aan hun buren wat betreft historie, cultuur, taal en traditie.
De dagen van Gelre waren echter geteld en in 1543 werd het lot militair en door het verdrag van Venlo ook formeel bezegeld. (literatuur: R. Stein, J. Pollmann (Red.), Networks, Regions and Nations, Brill 2010).