De vele munten van de middeleeuwen

Munt uit de veertiende eeuw, hertogdom Gelre. Foto: Gelders Archief Arnhem.

De huidige landsgrenzen en taalbarrières hebben vanaf de Napoleontische oorlogen en de daaropvolgende nationalistische politiek en natievorming een veelal eeuwenoude regionale ontwikkeling weggevaagd. Het gebied van de Nederrijn en de Maas is hiervan een sprekend voorbeeld.

In de middeleeuwen was dit een cultureel aaneengesloten gebied met regionale verscheidenheid, dat zich uitstrekte van het bisdom Luik en het aartsbisdom Keulen tot aan Nijmegen, Arnhem, Kleef in het noorden, Verdun en Metz in het zuiden en de Zeeuwse eilanden en Cambrai in het westen.

Niet alleen steden, maar ook abdijen, kloosters en hoven van lohale vorsten waren belangrijke centra van cultuur, uitwisseling en educatie. Het gebied lag ook centraal wat betreft de handelswegen en rivieren.  Rijn en Maas waren belangrijke verbindingen met Keulen in de twaalfde eeuw als cultureel, economisch en politiek regionaal (kerkelijk) centrum.

Deze regio onderhield ook intensieve contacten met Byzantium, Italië, Frankrijk, het Midden-Oosten, Scandinavische landen en Oost-Europa.
De politieke versnippering van het gebied in steden, bisdommen, graafschappen, hertogdommen en andere heerlijkheden stond niet aan de grensoverschrijdende culturele ontwikkelingen in de weg.

Dit komt niet in de laatste plaats omdat de wereldlijke en kerkelijke elites nauw met elkaar in contact stonden en niet zelden ook door familiebanden aan elkaar waren gelieerd, wat overigens (gewapende) conflicten geenszins uitsloot.

Wat betreft identiteit lag de loyaliteit in de eerste plaats vooral bij de lokatie van afkomst, bij de stad of de heerlijkheid, daarna pas bij het overkoepelende politieke of bestuurlijke orgaan, de staten, de leenheer en in laatste instantie de koning of keizer in het Heilige Roomse Rijk.

De culturele eenheid is een ander begrip dan gedeelde identiteit, want die was wel lokaal bepaald. Maar anders dan in de natiestaat van de negentiende en twintigste eeuw vormde deze identiteit geen barrière voor grensoverschrijdende carrières, culturele uitwisseling en een gedeelde juridische, politieke en administratieve organisatie.

Een inwoner uit Luik herkende zich zonder problemen in Nijmegen, een jurist kon zonder al te veel omschakeling even goed in Verdun als in Münster functioneren.

Het dagelijkse leven van het overgrote deel van de mensen bestond uit handenarbeid op het platteland en in mindere mate als ambachtsman in de steden.

De meeste mensen woonden in de twaalfde eeuw op het platteland in kleiner of groter verband. De ontwikkeling van steden en vooral stenen gebouwen en huizen zou in deze regio pas vanaf de twaalfde eeuw in een stroomversnelling terecht komen.

De steden, bisschopssteden en vorstenhoven waren de basis van de culturele ontwikkelingen in het gebied van de Maas en Nederrijn, waarbij de grote rivieren en het Hanzenetwerk de slagaders waren.

Van groot belang vanaf de twaalfde en dertiende eeuw is vooral de ontwikkeling van de territoriale staat in plaats van de persoonsgebonden stammenstaat.

Gebieden werden aaneengesloten op basis van het territoriumprincipe, waarbij administratie, rechtspraak en belastingheffing bij de landsheerlijkheid, de vorst of het bisdom lag. Dit was het uitgangspunt voor de steeds grotere, gecentraliseerde dynastieke staatsverbanden.

Het Heilige Roomse Rijk, inclusief de Maas-Nederrijn regio, zou hierop echter een uitzondering vormen met een grote politieke versnippering, die pas door de Bourgondische-Habsburgse ambities in 1543 met het Tractaat van Venlo een voorlopig einde zou vinden. Aan de culturele eenheid veranderde dit echter niets en het is pas met de komst van de natiestaten in de negentiende eeuw dat ook deze culturele eenheid verloren zou gaan.

Na WO II blijken het nationalisme en de natiestaat een breuk te zijn die nog moet worden overwonnen. De EU heeft aan deze heling een grote bijdrage geleverd, omdat ze aanvankelijk aansluiting zocht bij de (middeleeuwse) geschiedenis van economische samenwerking en vrij verkeer van personen, goederen en kapitaal.

Een gedeelde munt heeft Europa echter nooit gekend en de welvaart in Europa is ook nooit gerelateerd geweest aan een eenheidsmunt. Integendeel, het succesvolle Hanzenetwerk of de noord-zuid handel was bijvoorbeeld gebaseerd op een gedeelde (rechts) cultuur, economische en politieke stelsels, maar juist niet op één munt.

De huidige Euro verenigt dan ook niets, noch cultuur, noch politiek, noch economie en alleen door kunstmatige maatregelen van bovenaf wordt dit project in stand worden gehouden.

In Oost-Europa is dit experiment mislukt en de politieke elite speelt met vuur door wensdenken, ambities en prestige als maat te nemen. We kunnen het leuk vinden of niet, maar Europa heeft nu eenmaal een geschiedenis en de kracht van Europese samenwerking ligt juist niet in gedeelde monetaire projecten.

In de middeleeuwen was Europa politiek weliswaar versnipperd, maar cultureel, economisch en juridisch een grotere eenheid dan de huidige EU.

Op deze basis nu een gemeenschappelijke munt invoeren is een hachelijke onderneming.